Na zes jaar verhuisden ze naar de Rietgorsweg. Daar werden de eerste tien jaren scheepswerf vol gemaakt. Door het overlijden van Jaap week BEJA ten slotte uit naar Bleskensgraaf.
Zijn selfmade opleiding kreeg Reedeker bij de firma Beenhaker-botenbouw in Alblasserdam. Daar leerde hij lassen, nagelen, klinken enz. BEJA bouwde altijd op bestelling en leverde de laatste jaren toen er nog met drie man gewerkt werd, drie a vier casco’s per maand af, afhankelijk van de lengte. Die varieerde van vijf tot twaalf meter.
In hoogtijdagen waren er twaalf ijzerwerkers aan de casco’s bezig. Reedeker kreeg veel aanvragen van overzee, maar wilde daar niet aan beginnen vanwege de rompslomp. In de watersportwereld wist iedereen wat een BEJA is. Je ziet het aan de ronde hoeken. De klanten konden hun wensen kenbaar maken, maar van de romp van het schip werd niet afgeweken. In 1962 bouwde hij voor f 3.200,- een casco. Het duurste casco dat er ooit is gebouwd is f 25.500,-. Daar kwamen de motor en afwerking nog bij.
Zelf was Reedeker geen watersportliefhebber. Het ging hem allemaal wat te langzaam. “Ik zie ze liever varen”, zei hij altijd. In 1982 verliet de laatste boot de BEJA werf in Bleskensgraaf.
WAAROM EEN BEJA?
De meeste schippers kopen een BEJA omdat het een boot is met nostalgie. Men ziet een BEJA en is er verliefd op of niet. Dat is dan ook het meest gehoorde antwoord van een BEJA bezitter die men spreekt. Als men er verliefd op is en de mogelijkheid er is om hem te kopen, dan gaat men pas verder kijken in wat voor staat het schip is, hoe de indeling is of hoe het schip vaart.
Het mooie van een BEJA is dat er bijna geen twee dezelfde van te vinden is. De romp is een stalen knikspant en dat is in feite het enige wat de boten met elkaar gemeen hebben, de rest is gemaakt in opdracht van de eerste eigenaar.
De BEJA lijn vindt je terug in elk schip. De ronding van de romp en van de kajuit zijn duidelijk zichtbaar. De stalen klaarrand is ook typisch een onderdeel die je bij elke BEJA terug vindt. Deze kraalrand heeft diverse functies, namelijk: als versteviging van de romp, maar ook als buffer in een sluis. Het gangboord van elke BEJA kruiser is lekker breed en is makkelijk te belopen. Verder is een BEJA kruiser ruim van binnen en er is overal makkelijk bij te komen. Of het nu bij de kombuis is of bij de watertank, als er geknutseld moet worden is er ruimte genoeg om te werken. Voor het motorruim geld precies hetzelfde. Winter- of zomerklaar maken van de boot is een fluitje van een cent. Wil je zelf de boot restaureren, is dat geen punt. Met wat vrije tijd en wat wilskracht is van elke BEJA weer een paleisje te maken. Dat is ook BEJA.
In 1962 startte de twee broers Bertus en Jaap Reedeker samen met een vriend in Papendrecht een scheepswerfje. Na 6 jaar werd het scheepswerfje een scheepswerf. In 1983 waren er ruim achthonderd BEJA kruisers gebouwd. De BEJA werf groeide door de vraag naar kwalitatief goede boten. Het assortiment was ook zeer groot, voor ieder wat wils. Bertus Reedeker heeft geen school gedaan, hij heeft zijn kennis geleerd in de praktijk. De BEJA werf bouwde alleen op bestelling, en leverde ongeveer drie a vier boten per maand. Op 1 juni 1983 besloot Reedeker te minderen en ten slotte te stoppen met de bouw.
Productie Beja boten.
De bouw van de BEJA boten was altijd een zwaar werkje, alles werd met de hand gedaan en er waren nauwelijks machines die het zware werk over konden nemen. De plaatstalen platen werden met de hand omhoog gehouden en iemand anders die laste dan de delen aan elkaar vast. Voordat de boten werden afgeleverd om hem af te bouwen, werden ze in een speciale menie gezet. De totale casco werd daarmee geverfd en op het moment dat alles droog is wordt alles goed gecontroleerd. De productie is bij elke BEJA boot anders, omdat de wensen van de klant toegepast werden.